Leidende vragen
Huidige landbouwbedrijven moeten perspectief aangeboden krijgen zodat hun bedrijf, al dan niet op een andere manier, kan blijven voortbestaan. De economische duurzaamheid van een bedrijf kan vanaf twee kanten benaderd worden: subsidies en autonoom. Landbouwbedrijven hebben de potentie om veel diensten te leveren naast het produceren van voedsel, zoals natuurbeheer en weidevogelbeheer. Voor het leveren van deze diensten kunnen ze subsidies ontvangen. Voor de casus Noord-Limburg zijn per deelgebied enkele voorbeelden van bestaande subsidies op een rij gezet die boeren kunnen ontvangen voor het leveren van deze diensten. Bovendien zijn er een aantal nieuwe subsidies bedacht die opgezet kunnen worden om andere aspecten van duurzaamheid, natuur en/of klimaat te bevorderen. Daarnaast kan het voorkomen dat een boer onafhankelijk (“autonoom”) wil zijn van subsidies. Hiervoor is gekeken naar voorbeelden van diverse mogelijkheden per deelgebied. Deze voorbeelden dienen ter inspiratie en zijn opgedeeld in twee groepen: productie en neveninkomsten en alternatieve inkomstenbronnen. Onder de groep productie vallen de activiteiten waarbij er een tastbaar, verhandelbaar product wordt gemaakt, zoals voedsel of energie. Onder de groep neveninkomsten en alternatieve inkomstenbronnen vallen de mogelijkheden die niet met productie te maken hebben, zoals educatie- en recreatiemogelijkheden toepassen op het bedrijf. Zie de brochure voor inspirerende verdienmodellen voor een klimaatbestendig gebied.
Voor het stroomgebied Reusel Bovenstroom is onderzocht wat de effecten van gebiedsbrede maatregelen, samen te brengen in een agrarisch gebiedsplan, zijn op de drogestofproductie van de landbouw, de doelrealisatie van natuur en de hydrologie van het stroomgebied als geheel. Voor meer informatie zie dit bericht over de hydrologische studie in Reusel Bovenstrooms. Gebiedsbrede maatregelen zijn bepaald in overleg met de agrariërs uit het gebied, betrokkenen bij project Boerderij van de Toekomst (WPR-OT) en Waterschap De Dommel. De maatregelen zijn onder te verdelen in landgebruik, teelt- en irrigatiemaatregelen en maatregelen gericht op reductie van de ontwatering van het stroomgebied (water vasthouden).
Het nieuwe model HydroGap is gebruikt om de effecten van landgebruik en landinrichting inzichtelijk te maken. HydroGap is in staat om snel de ordegrootte te kwantificeren waarmee de i) grondwaterstanden en beekafvoer (droogval) veranderen, ii) de droge stofproductie toe- of afneemt (zie onderstaande figuur) en iii) de doelrealisatie van grondwaterafhankelijke natuur toe- of afneemt. Uit de analyse is gebleken dat om volledige droogval van de beek te voorkomen, een combinatie van waterhuishoudkundige maatregelen moet worden toegepast, zoals peilverhoging en/of verontdieping van watergangen, het omvormen van natuur door uitdunning van naaldbos, en extensivering van landbouw-teelten, dan wel verkleining van het landbouwareaal, om het watergebruik via verdamping van teelten in het groeiseizoen te verminderen.
In voorafgaande studies aan KLIMAP is veel onderzoek gedaan naar allerlei maatregelen die op bedrijfsniveau kunnen worden toegepast om water dat lokaal valt beter te kunnen benutten en om water te besparen. De Regioscan Zoetwatermaatregelen biedt de mogelijkheid om de effectiviteit en toepasbaarheid van deze maatregelen voor een gebied bestaande uit vele bedrijven te verkennen. Binnen het casus Noordelijke IJsselvallei is het instrument toegepast en geëvalueerd. In een workshop en interne analyse binnen waterschap Vallei en Veluwe is bekeken of maatregelen, zoals beregening, slootbodemverhoging en drainage- en infiltratiesystemen mogelijk interessant zijn t.a.v. water vasthouden en/of water besparen (zie het rapport: Bruikbaarheid bestaande grofstoffelijke scenario's voor de Noordelijke IJsselvallei). Dit instrument beoogt waterbeheerders inzicht te geven in de ruimtelijke variatie van (1) de kosten en baten van lokale zoetwatermaatregelen, en (2) de kansrijkheid van deze maatregelen gegeven deze kosten en baten. Daarnaast geeft het instrument inzicht in het perspectief van deze maatregelen in een regio als geheel en met het oog op de zoetwateropgave en eventueel andere opgaven.
Uit de analyse kwamen een aantal sterke punten naar voren, zoals regioscan is zeer geschikt om in een eerste fase te kijken welke maatregelen effectief kunnen zijn in een gebied. Voor toekomst scenario’s kan nu al gebruik worden gemaakt van DPZW scenario Stoom. Met het oog op subsidiëren zag het waterschap extra potentie in deze tool om snel te kunnen analyseren of een maatregel in een bepaald gebied goed zou kunnen werken. Ook zijn een aantal verbeterpunten genoemd ten aanzien van het uitbreiden van het instrumentarium met achtergrond documentatie (nu al aanwezig in achtergrond document) en nieuwe typen maatregelen waaronder landgebruiksveranderingen.
De vraag ‘Hoe lang zijn de huidige landgebruiksfuncties nog houdbaar?’ wordt vaak gesteld in discussies ten aanzien van klimaat adaptatie. In de casus Noord-Limburg is onderzocht welke landgebruiksfuncties vanuit hydrologisch perspectief nog – redelijkerwijs – kunnen wordt gefaciliteerd. Om de keuze voor een ander landgebruik te onderbouwen, zijn aan de hand van hydrologische beslisregels kaarten opgesteld waarin wordt duidelijk gemaakt waar welke landgebruikstypen worden ondersteund vanuit het grondwatersysteem voor de toekomst. Dit is binnen deze KLIMAP case dan gedefinieerd als klimaatrobuust. Voor meer informatie zie hoofdstuk 3.3 in het eindrapport van casus Noord-Limburg
Deze vraag wordt in het waterbeheer in Nederland steeds vaker gesteld omdat duidelijk wordt dat het huidige systeem niet altijd even goed bestand is tegen de steeds vaker voorkomende weersextremen met daarbij ook pieken in watervraag.
Het is daarom goed om af en toe op gebiedsniveau (typisch op de hydrologische eenheid van een beeksysteem inclusief flanken en hoge gronden) te kijken of een fundamenteel andere configuratie van landgebruik, wateraanvoer, drainage (waterlopen, afvoerprofielen) en grote onttrekkingen de veerkracht fundamenteel kan verhogen. Uiteraard zal dit consequenties hebben voor de huidige landgebruiksfuncties. Het is daarom van belang hierbij een gefaseerde aanpak te volgen waarbij eerst de uitersten voor systeemingrepen wordt verkend en vervolgens gedetailleerder word gekeken naar een lokale invulling. Bijvoorbeeld voor de Chaamse beken is er met het regionale grondwatermodel (Modflow6+MetaSWAP) gekeken naar het weghalen van detailontwatering (volledig of in bufferstroken rondom natuur), het verhogen van de drainagebasis en het stopzetten van de drinkwaterwinning en wat dit in eerste instantie betekent voor het watersysteemgedrag (grondwaterstanden, kwel/wegzijgingen en afvoerregime+ waterkwaliteit). Vervolgens is ook nagegaan (met waterwijzers landbouw en natuur) wat de effecten zijn voor landbouw en natuur maar ook welke gewassen en natuurwaarden het beste samengaan met zo’n natuurlijker hydrologisch systeem. De analyse gaf een goed inzicht in wat met vernatting wel (hogere grondwaterstanden en kwelfluxen) en niet (hogere beekafvoeren in de zomer) kan worden bereikt in het gebied. Tegelijkertijd, moet er een slag om de arm worden gehouden wat vanwege mogelijke beperkingen van de toegepaste modellen.
Naast aanpassingen van het watersysteem is ook steeds meer nadruk komen te liggen op het verminderen van de watervraag door individuele gebruikers en tenslotte ook vanuit het hoofdwatersysteem aan het regionale watersysteem. In de casus van de Noordelijke IJssel stond de vraag centraal hoe het gebied zonder wateraanvoer vanuit de IJssel zou kunnen functioneren. De ontwikkelpaden die hiervoor zijn opgesteld bevatten daartoe maatregelen als meer water vasthouden, landgebruiksverandering en hergebruik van RWZI-effluent.
Afhankelijk van de uitgangspunten en leidende principes gebruikt bij het opstellen van wensbeelden komen verschillende soorten maatregelen in beeld. De KLIMAP Menukaart kan hierbij een eerste overzicht geven. Daarnaast is het ook goed om een beeld te hebben van de maatregelen die al gepland of voorzien zijn in bestaande gebiedsplannen. Binnen de verschillende cases is deze informatie opgehaald binnen casus-specifieke werksessies. Binnen de cases Noord-Limburg en de Noordelijke IJsselvallei zijn regionale beleidsrapporten zoals de Limburgse Watersysteem Analyse (LIWA), en Blauwe Omgevingsvisie (BOVI2050), respectievelijk doorgenomen. Voor casus Chaamse Beken zijn gebiedsavonden georganiseerd, waarbij ideeën en mogelijke maatregelen zijn opgehaald. Deze maatregelen zijn ook ingebracht in de ontwikkelpaden sessies die binnen deze casus zijn georganiseerd.
Landelijke studies kunnen een eerste beeld geven van mogelijke maatregelen voor het gebied. Bijvoorbeeld:
Maatregelscenario’s Deltaprogramma Zoetwater – brede kosten baten analyse
De MKBA uitgevoerd in het kader van de maatregelenscenario’s van het Deltaprogramma Zoetwater bevat veel informatie en gegevens over een groot aantal zoetwatermaatregelen. De betrouwbaarheid van de data is echter voor een groot deel afhankelijk van de betrouwbaarheid van de inschattingen van de kosten en effectiviteit van de maatregelen door de zoetwaterregio’s. In de MKBA zoetwater is gewerkt met nationale modellen, waarmee de regionale effecten van (kleinschalige) maatregelen niet goed zijn in te schatten. Dit betekent dat de resultaten uit de MKBA gebruikt kunnen worden om een idee te krijgen van een ordegrootte aan kosten, effecten en baten van maatregelen. Ze zijn naar verwachting echter niet representatief de specifieke kosten en effecten van maatregelen in de KLIMAP regio’s.