Een deel van de zandgebieden in Nederland maakt gebruik van wateraanvoer vanuit het hoofdwatersysteem, zowel voor reguliere wateraanvoer als voor crisismaatregelen tijdens droogte. In de toekomst neemt de beschikbaarheid van water uit het hoofdwatersysteem waarschijnlijk af door een verandering van de afvoerdynamiek van Rijn en Maas als gevolg van klimaatverandering en een mogelijke toename van watergebruik. Onderdeel van een meer klimaatrobuust (grond)watersysteem in de zandgebieden is dan ook een grotere onafhankelijkheid van het hoofdwatersysteem.

Vanuit waterschap Vallei en Veluwe kwam in dit kader de vraag in hoeverre de functies in de Noordelijke IJsselvallei afhankelijk zijn van wateraanvoer via het gemaal Terwolde: ‘Is het mogelijk om de Noordelijke IJsselvallei klimaatrobuust in te richten zodat de functie van gemaal Terwolde kan komen te vervallen?’. Uit de analyse blijkt de omvang van de wateraanvoer vanuit de IJssel naar de noordelijke IJsselvallei tijdens de droge jaren 2018 en 2020 (ongeveer 7 Mm3/jaar, oranje lijn in onderstaande figuur) en de berekende gebiedseigen grondwaterafvoer richting de IJssel voor de periode 2000 t/m 2011. Zichtbaar is dat de berekende gebiedseigen grondwaterafvoer in sommige jaren (zeer) laag is (2011, 2006 en 2008). Echter, jaarrond is er ruimschoots voldoende gebiedseigen grondwaterafvoer beschikbaar om droge perioden te overbruggen. Indien (een deel van) dit water kan worden vastgehouden in de ondergrond of geborgen als oppervlaktewater in het gebied, is aanvoer vanuit de IJssel in de toekomst wellicht niet meer nodig. Voor het vasthouden en/of bergen van water is ruimte nodig, zowel aan het oppervlak als in de ondergrond. Zie de analyse van toekomstige waterbeschikbaarheid in het rapportage Gebiedspecifieke toekomstscenario’s Noordelijke IJsselvallei.

Stap 1 leidende vraag 5

Voor het Maasstroomgebied is in opdracht van RIWA in 2022 door Deltares een studie uitgevoerd naar de effecten van klimaatverandering op lage afvoeren van de Maas. De studie brengt in beeld dat via de kanalen die de Limburgse en Brabantse Peel van water voorzien minder water beschikbaar zal zijn voor maatregelen die oppervlaktewater nodig hebben, zoals sub-irrigatie.  (Bron: Low river discharge of the Meuse – A Meuse River basin water management modelling study using RIBASIM – RIWA-Maas).

Voor een goede probleembeschrijving voor klimaatadaptatie is het vanzelfsprekend van belang om ook het systeemgedrag onder extreme omstandigheden te kennen.  De gebruikelijke aanpak hiervoor is om te kijken naar wat voor beeld er naar voren komt uit zowel metingen en modelberekeningen voor historisch extreem droge en natte jaren, zoals 2003, 2018, 2019 en 2020 en 2022. Dit is ook in de KLIMAP cases gedaan:

  • Binnen de Noordelijke IJsselvallei is gekeken naar de verschillende waterstromen in een droge zomersituatie (Zie onderstaande figuur of voor meer informatie zie hoofdstuk 2 in Samenvatting contextbepaling Noordelijke IJsselvallei).
  • In Reusel zijn knelpunten geanalyseerd ten aanzien van de droge stofproductie van de landbouw, de doelrealisatie van de natuur en de hydrologie van het stroomgebied in een extreem droog jaar. Hiervoor zijn verschillende informatiebronnen en metingen gebruikt, waaronder gegevens van WPR-OT project “Boerderij van de Toekomst” en de medewerking van de Brabantse boerderij van de toekomst. Voor meer informatie zie het bericht over Reusel Bovenstrooms.
  • De LIWA studie heeft zowel naar droge en extreem droge jaren gekeken en hiervoor zijn berekeningen beschikbaar, zie het eindrapport van casus Noord-Limburg.

Voor de Chaamse Beken is onder andere met de Waterwijzer Landbouw berekend wat het effect was van een zeer nat en een zeer droog jaar op de opbrengstderving in de landbouw (zie onderstaande figuur). Ook is bij het berekenen van maatregelen nagegaan wat hiervan de effecten zijn op het watersysteem en de landbouwopbrengst in een extreem nat en een extreem droog jaar.

 

Stap 1 leidende vraag 4aStap 1 leidende vraag 4b

 

Het watersysteemgedrag vormt de randvoorwaarde voor het grondgebruik. Voor natuur en landbouw kan worden afgeleid wat dit betekent voor de toestand.

Voor de casus Chaamse beken is een analyse uitgevoerd met de Waterwijzer Natuur (WWN) naar de huidige botanische waarde van terrestrische natuur. Om een beeld te krijgen van de afvoerdynamiek is voor het gebied van de Chaamse beken ook een analyse uitgevoerd met het Brabant model. Meer informatie over deze studie is te lezen in de rapportage

Stap 1 leidende vraag 3a

Voor casus Noordelijke IJsselvallei is een quickscan analyse van de landbouw uitgevoerd op basis van gegevens van onder andere het CBS. Meer informatie: Rapportage contextbepaling Noordelijke IJsselvallei.

Stap 1 leidende vraag 3b

Voor casaus Chaamse beken is gebruik gemaakt van de Waterwijzer Landbouw WWL, waarbij de resultaten van de berekeningen met het Brabant model(grondwaterstanden) zijn gebruikt als invoer.

Binnen de KLIMAP cases zijn verschillende methodieken gehanteerd om te onderzoeken hoe het water- en bodemsysteem functioneert onder normale en extreem natte en droge omstandigheden. Voor de Noordelijke IJsselvallei (Contextbepaling hfdst 2) zijn de waterstromen in beeld gebracht door middel van Sankey-diagrammen. Hiervoor zijn resultaten van het Landelijk Hydrologisch Model (LHM) gebruikt in combinatie met lokale data.

Stap 1 leidende vraag 2

Vaak zijn bestaande landelijke en regionale studies beschikbaar die inzicht kunnen geven. Binnen de casus Noord-Limburg (Eindrapport, par. 1.2) is de Limburgse Watersysteem Analyse (LIWA) als eerste verkenning voor het bodem- en watersysteemgedrag gebruikt. Voor Noordelijke IJsselvallei zijn ten behoeve van de contextbepaling de Nitraatkaart van Nederland geraadpleegd. Ook was informatie over de waterkwaliteit van een aantal oppervlaktewaterlopen beschikbaar bij waterschap Vallei en Veluwe (KRW-factsheet Vallei en Veluwe 2019). In aanvulling hierop geeft het landelijke dataportaal NUtrend informatie over de toestand en de trend van stikstof en fosfor in het oppervlaktewater op KRW-meetlocaties.

Expertkennis is essentieel voor een goed systeem begrip. Binnen alle proefgebieden zijn gesprekken gevoerd met waterbeheerders vanuit het waterschap. Binnen de casus Noordelijke IJsselvallei is in samenwerking met gebiedsexperts van Waterschap Vallei en Veluwe in beeld gebracht waar knelpunten zitten in het gebied. Aan de hand van rivierafvoerdata is de afhankelijkheid van de rivier de IJssel inzichtelijk gemaakt. Zie hoofdstuk 2 in Samenvatting contextbepaling Noordelijke IJsselvallei.

Voor casus Chaamse beken zijn op de vraagstelling toegespitste modelberekeningen gedaan. De referentiesituatie is onderdeel van de context die later gebruikt wordt om effecten van maatregelen te bepalen. Voor de Reusel zijn aanpassingen aan het bestaande model Hydro-GAP gedaan om het model geschikt te maken voor de specifiek vragen die in het gebied leven.

Breng naast de klimaatopgave andere opgaven en ontwikkelingen in beeld op het gebied van natuur en biodiversiteit, energie- en voedseltransitie en de circulaire economie. Een voorbeeld hiervan is de Blauwe Omgevingsvisie van waterschap Vallei en Veluwe en de provinciale uitwerking van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Vanuit het sociaal-maatschappelijk perspectief gaat het onder andere om draagvlak bij de stakeholders die de maatregelen moeten uitvoeren, de financiering van maatregelen,  nieuwe verdienmodellen én veranderingen in beleid en regelgeving.

Binnen de cases Noord-Limburg  en Noordelijke IJsselvallei zijn de opgaven en ontwikkelingen die een rol spelen geïnventariseerd vanuit regionale beleidsrapporten zoals de Limburgse Watersysteem Analyse (LIWA), Blauwe Omgevingsvisie (BOVI2050), Masterplan IJsselvallei . Daarnaast zijn landelijke analyses zoals de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en rapportages vanuit Deltaprogramma Zoetwater, zoals de knelpunten analyse, gebruikt. Overzichtsplatforms zoals de nationale klimaateffectatlas en de klimaateffectatlas Vallei en Veluwe gaven snel inzicht in de ruimtelijke variabiliteit van verschillende opgaven en knelpunten. Zie hoofdstuk 1.6 in en hoofdstuk 5 in Samenvatting contextbepaling Noordelijke IJsselvallei en onderstaande tabel voor een overzicht van type geraadpleegde informatiebronnen.

Stap 1 leidende vraag 1