Binnen de KLIMAP cases zijn verschillende methodieken gehanteerd om te onderzoeken hoe het water- en bodemsysteem functioneert onder normale en extreem natte en droge omstandigheden. Voor de Noordelijke IJsselvallei (Contextbepaling hfdst 2) zijn de waterstromen in beeld gebracht door middel van Sankey-diagrammen. Hiervoor zijn resultaten van het Landelijk Hydrologisch Model (LHM) gebruikt in combinatie met lokale data.
Vaak zijn bestaande landelijke en regionale studies beschikbaar die inzicht kunnen geven. Binnen de casus Noord-Limburg (Eindrapport, par. 1.2) is de Limburgse Watersysteem Analyse (LIWA) als eerste verkenning voor het bodem- en watersysteemgedrag gebruikt. Voor Noordelijke IJsselvallei zijn ten behoeve van de contextbepaling de Nitraatkaart van Nederland geraadpleegd. Ook was informatie over de waterkwaliteit van een aantal oppervlaktewaterlopen beschikbaar bij waterschap Vallei en Veluwe (KRW-factsheet Vallei en Veluwe 2019). In aanvulling hierop geeft het landelijke dataportaal NUtrend informatie over de toestand en de trend van stikstof en fosfor in het oppervlaktewater op KRW-meetlocaties.
Expertkennis is essentieel voor een goed systeem begrip. Binnen alle proefgebieden zijn gesprekken gevoerd met waterbeheerders vanuit het waterschap. Binnen de casus Noordelijke IJsselvallei is in samenwerking met gebiedsexperts van Waterschap Vallei en Veluwe in beeld gebracht waar knelpunten zitten in het gebied. Aan de hand van rivierafvoerdata is de afhankelijkheid van de rivier de IJssel inzichtelijk gemaakt. Zie hoofdstuk 2 in Samenvatting contextbepaling Noordelijke IJsselvallei.
Voor casus Chaamse beken zijn op de vraagstelling toegespitste modelberekeningen gedaan. De referentiesituatie is onderdeel van de context die later gebruikt wordt om effecten van maatregelen te bepalen. Voor de Reusel zijn aanpassingen aan het bestaande model Hydro-GAP gedaan om het model geschikt te maken voor de specifiek vragen die in het gebied leven.