Binnen casus Noord-Limburg zijn een systeemanalyse en interviews met lokale partijen en actoren uitgevoerd ter ondersteuning voor de gebiedsinrichting. Met de resultaten van de interviews en de systeemanalyse zijn 9 leidende principes gevormd die als input dienen voor het opstellen van normatieve scenario’s, namelijk: watersysteem in balans, landschap als onderlegger voor ruimtelijke ontwikkeling, sponswerking natte natuur, ecologische verbindingszones, ecologisch gezond watersysteem, functie volgt het waterpeil, verwevenheid, stroomgebiedsbrede beekdalbenadering, en integraliteit. Gebaseerd op deze 9 principes zijn vier deelgebieden uitgewerkt: Natura 2000 en bufferzones, beekdalen, klimaatadaptieve landbouw en intensieve landbouw (onderstaande figuur en eindrapport van casus Noord-Limburg).  

Stap 2 Leidende vraag 4

Stap 2 Leidende vraag 3aMet gebruik van klimaat en effect van klimaatverandering is op het watersysteem-gedrag en de afhankelijke natuur en landgebruiksfuncties. Allereerst is op landelijk niveau het effect van klimaatverandering in beeld gebracht door middel van modelresultaten van het Landelijk Hydrologisch Model (LHM) met het WH-klimaat. Op advies van gebiedsexperts en hydrologisch modelleurs van waterschap Vallei en Veluwe zijn fijnmazigere modelsimulaties gedraaid met het regionale grondwatermodel AZURE. De hogere resolutie zorgde voor een beter ruimtelijk gedifferentieerd beeld.

Binnen casus Chaamse Beken zijn de KNMI’14 scenario’s klimaatscenario’s met het regionaal van grondwatermodel (Brabant model) doorgerekend op effecten op GLG (zie figuur hiernaast) en GHG.

 Consequenties voor landgebruik en natuur

De Waterwijzer Landbouw (WWL) is ingezet om het effect van klimaatverandering en daarbij horende hydrologische condities op gewas opbrengsten te bepalen. Binnen het proefgebied Noordelijke IJsselvallei zijn de WWL-tabel en WWL-regionaal gebruikt met invoer van landelijke en regionale hydrologische modelresultaten.  Bij de analyse kwam naar voren dat WWL-regionaal nauwkeurigere resultaten lieten zien die ook door gebiedskenners herkend werden. Ook het gebruik van onderliggende hydrologische condities zijn hiervan op invloed.  Zie het rapport Bruikbaarheid bestaande grofstoffelijke scenario's voor de Noordelijke IJsselvallei voor meer informatie.

Stap 2 Leidende vraag 3bIn een verdiepende analyse in casus Noordelijke IJsselvallei is de Waterwijzer Landbouw toegepast op de berekende grondwaterstanden, voor de referentie simulatie en een combinatie van verschillende vernattingsmaatregelen. Procentuele opbrengstderving in de referentie situatie is het hoogst in een droog jaar, gevolgd door opbrengstderving in een nat jaar en als laatste volgt een gemiddeld jaar. Uit de resultaten blijkt dat zuurstofstress toeneemt en droogtestress afneemt bij het toepassen van vernattende maatregelen. Opgemerkt moet worden dat er bekend is dat er te natte condities in de WWL kunnen worden berekend.

 

Op nationale schaal worden regelmatig klimaat-, sociaaleconomische- en maatregelen-scenario’s toegepast. Voor de casus Noordelijke IJsselvallei is voor verschillende nationale scenario-analyses geïnventariseerd wat de waarde is voor het proces op gebiedsniveau. Hieronder wordt dit kort toegelicht. Meer informatie hierover is te vinden in het rapport Bruikbaarheid bestaande grofstoffelijke scenario’s.

Deltascenario’s 2018: een combinatie van autonome sociaaleconomische veranderingen en klimaatverandering.

De Deltascenario’s zijn generiek voor heel Nederland. Regionale sociaaleconomische verschillen in bijvoorbeeld bevolkingsgroei en drinkwatervraag zijn er niet in meegenomen, noch belangrijke opgaven rond landbouwtransitie en energietransitie. Binnen de werkgroep van de N. IJsselvallei is daarom besloten dat de Deltascenario’s niet bruikbaar zijn voor de regionale aanpak in KLIMAP. De uitgangspunten voor hoe sociaaleconomische verandering in het landgebruik en watergebruik doorwerken zoals toegepast in het Deltaprogramma zijn wel regionaal toepasbaar. De effecten van klimaatverandering (volgens de Deltascenario’s)  op het watersysteem zijn binnen het Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) berekend met het Landelijk Hydrologisch Model (LHM). Deze resultaten geven een eerste beeld van de toename aan variabiliteit als gevolg van klimaatverandering die door de gebiedskenners als plausibel wordt beoordeeld. Wel worden door gebiedskenners kanttekeningen geplaatst bij het LHM. Dit is volgens gebiedskenners te grof om op gebiedsniveau maatregelen te plannen. Inmiddels zijn de Deltascenarios 2024 ook verschenen.

Stap 2 Leidende vraag 2

Maatregelscenario’s Project Droogte Zandgronden

Binnen het Project Droogte Zandgronden zijn maatregelen om de verdroging en droogte in de zandgebieden tegen te gaan onderzocht via gevoeligheidsanalyse met het LHM. De vernattingsmaatregelen zijn uniform voor het gehele zandgebied doorgevoerd, ongeacht de vraag of dat technisch en maatschappelijk haalbaar is. De resultaten van deze gevoeligheidsanalyse geven eerste indicatie van de effectiviteit van deze typen maatregelen op de grondwaterstanden in de Nederlandse zandgebieden tijdens een droge zomer. Voor de Noordelijke IJsselvallei komt duidelijk naar voren dat de maatregelen waarbij het stuwpeil van de leggerwaterlopen wordt verhoogd het grootste effect hebben op het grondwaterstanden en kwel. Andere maatregelen hebben een kleiner of meer lokaal effect, zoals bijvoorbeeld het onttrekken van grondwater voor drinkwater of beregening. Landbouw- en bebouwde gebieden lijken te profiteren van de verschillende maatregelen, maar natte natuurgebieden minder.

Naast het effect van klimaatverandering spelen ook andere autonome ontwikkelingen een rol in een gebied, zoals de woningbouw opgave, landbouw en energietransitie. Om het effect van deze ontwikkelingen op het watersysteemgedrag en bijbehorende implicaties op landbouw en  natuur in kaart te brengen, is binnen de proefgebied Noordelijke IJsselvallei een aanpak toegepast bestaande uit zes opeenvolgende activiteiten (onderstaande figuur). Voor de Noordelijke IJsselvallei zijn twee autonome (en daarmee beleidsarme) scenario’s opgesteld. Dit zijn plausibele mogelijke toekomsten op basis van de aanname dat regionale beleidsmakers niet verder ingrijpen in het gebied. De twee scenario’s vormen de bandbreedte van de mogelijke toekomsten en beogen daarmee  de onzekerheid in kaart te brengen.  Voor beide scenario’s zijn externe ontwikkelingen opgesteld, corresponderend met shared-socio-economic pathways (SSP) en WLO-scenario’s. Daarnaast zijn ontwikkelingen in het gebied  in beeld gebracht ten aanzien van bevolkingsgroei en wonen, economie, landbouw, natuur, energie en technologische ontwikkelingen. Voor meer informatie zie Gebiedspecifieke toekomstscenario’s Noordelijke IJsselvallei).

Stap 2 Leidende vraag 1