Voor het bepalen van welke maatregelen die naar verwachting niet tot veel ‘spijt’ zullen leiden is het belangrijk om een aantal zaken vast te stellen. Spijt kan hierbij verschillende vormen aannemen: financieel (er worden veel kosten gemaakt die uiteindelijk niet effectief/efficiënt zijn of maar een heel beperkte levensduur hebben/vooral faciliterend zijn ten aanzien van het huidige landgebruik. Daarnaast is het belangrijk om ook na te denken over acceptabele grenswaarden/niveaus van kwetsbaarheid voor verschillende typen landgebruik, waarbij het zowel over teveel (b.v. water) kan gaan maar ook over te weinig. Vaststellen grenswaarden kwetsbaarheid/waardering (acceptabel). Hierbij is het belangrijk om van grof naar fijn te werken: de eerste stap zou dus kwalitatief kunnen en de vervolgstap kwantitatief. Het is zinvol om hierbij de geschetste ontwikkelpaden langs een dergelijke lijn te leggen.

Het komen tot een duurzame systeemverandering is het belangrijk om niet in de valkuil te trappen dat het hier om een linieair en technisch proces gaat. Voor een gebiedsproces betekent een duurzame systeemverandering aandacht voor een diversiteit aan aspecten. De borden waarop geschaakt moet worden bestaan vaak uit de onderwerpen van de STEEPLED analyse: social, technological, economic, environmental, political, legislative, ethical, and demographic. Het is daarbij belangrijk om bij het maken van keuzes op het ene ‘bord’ te kijken welke consequenties dit kan hebben voor de andere borden. Wederom ook hier van grof naar fijn.

Wetenschappelijk is er veel gepubliceerd over systeemveranderingen. Het gaat voor het doel van deze handreiking te ver om hier in veel detail op in te gaan. Wel vinden we het belangrijk om hier twee benaderingen/aandachtspunten van duurzame systeemverandering voor het voetlicht te brengen:

  • De incrementele benadering: Een bekende versie hiervan is de 'small wins' benadering van professor Katrien Termeer deze is gericht op het aanpakken van grote maatschappelijke vraagstukken door middel van kleine, betekenisvolle stapjes. Deze aanpak zorgt voor energie en voortgang in het transformatieproces zonder te vervallen in simplistisch kortetermijnwinst of onhaalbare beloftes. Het helpt om uitstel te voorkomen en bevordert actie boven discussie. Hoewel de stappen klein zijn, gaat het altijd om diepgaande veranderingen.
  • De transitiemanagementbenadering: Prof. Derk Loorbach ziet transities als processen van opbouw én afbraak. Deze onvoorspelbare systeemveranderingen duren decennia, maar de daadwerkelijke transitiefase is relatief kort en chaotisch. Loorbach benadrukt het belang van proactief werken aan nieuwe markten en het bieden van ruimte voor fundamentele vernieuwing. Deze benadering biedt handvatten voor het sturen van duurzame ontwikkeling en het omgaan met de uitdagingen van maatschappelijke en economische transities.

Stap 4. Leidende vraag 4 

Essentieel is om te beseffen dat systeemveranderingen niet van de ene op de andere dag plaatsvinden en onvoorspelbaar zijn. Pijnlijke keuzes zijn hierbij onvermijdelijk, meer hierover is te vinden de presentatie ‘Water en Bodem Sturend – pijnlijke keuzes’

Maatregelen – die dus zowel uit fysische ingrepen kunnen bestaan, maar ook uit beleid en maatschappelijke ingrepen – kunnen op verschillende manieren in de tijd worden gezet. Er kan zowel vanuit het heden worden geredeneerd naar de toekomst toe, als terug redenerend vanuit toekomstvisies naar het heden. Het voordeel om de laatste wijze te kiezen is dat hierbij minder in bestaande praktijken wordt geredeneerd en daardoor ook nieuwe inzichten kunnen worden opgedaan. Belangrijke aandachtspunten bij beide werkwijzen is:

  • Doorlooptijd van maatregelen: sommige maatregelen zullen veel tijd kosten voordat zij effect hebben of voordat zij gerealiseerd zijn. Zie onderstaande figuur ter illustratie. Hierin het overzicht van grote infrastructurele projecten zoals deze in Nederland zijn gerealiseerd de afgelopen 100+ jaar en de daarbij behorende doorlooptijd.
  • Onderlinge afhankelijkheid van maatregelen.
  • Plaats low-regret maatregelen altijd vooraan in de tijd – denk aan waterbewustzijn in de breedste zin van het woord, maar ook ruimtelijk – sommige maatregelen zijn op bepaalde plekken veel effectiever dan andere maatregelen.

Stap 4. Leidende vraag 3

Om ontwikkelpaden te schetsen is het belangrijk om in ieder geval kritische jaartallen rondom beleid en gebied te noteren op de X-as. Dit geeft niet zozeer de knikpunten aan vanuit het fysisch systeem, maar sluit wel aan op de beleidswerkelijkheid. Denk hierbij aan de KRW deadlines van 2027, maar bijvoorbeeld ook EU deadlines voor klimaatverandering van 2030 en 2050. Voor Nederland zijn deze bijvoorbeeld ook opgenomen in Nationale Klimaat Adaptatie Strategie en het Deltaprogramma. Wat betreft jaartallen voor gebieden kunnen deze hierop aansluiten, maar kan het ook zo zijn dat door de provincie of waterschap kritische jaartallen zijn benoemd. Zo is er bijvoorbeeld door het Breed Bestuurlijk Grondwateroverleg in Noord-Brabant bepaald dat er voor deze provincie sprake moet zijn van een droogterobuust (grond)watersysteem en watergebruik in 2040.

Naast deze beslispunten (opportunity tipping points) kunnen er ook jaartallen worden gemarkeerd waarbij knikpunten optreden die zijn gebaseerd op modelberekeningen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om zeespiegelstijging, droogte/neerslag, wateroverlast, bodemdaling etc. Zoals eerder aangegeven gaat het hierbij om bandbreedtes op basis van scenario berekeningen op basis van verschillende aannames.

Om ontwikkelpaden te kunnen schetsen zijn ruimtelijke contouren van de gebieden gebruikt en is gevraagd om aan te geven welke vormen van landgebruik voorzien zijn/wenselijk zijn voor de toekomstige situatie – vaak zitten hier impliciet ook al maatregelen in – het is belangrijk om deze expliciet te maken. Hierbij wordt teruggegrepen op de leidende principes zoals die eerder in het proces zijn gegeven (bijvoorbeeld vanuit beleid of reeds eerder overeengekomen visies) of zoals deze in het gebiedsproces tot stand zijn gekomen. Daarnaast worden de voornaamste onzekerheden voor ontwikkelingen in het gebied benoemd. Dit zijn zowel maatschappelijke/sectorale onzekerheden als meer fysische onzekerheden.

 Stap 4 Leidende vraag 1

Het schetsen van ontwikkelpaden start door het uitzetten van een dimensie op de Y as (bijvoorbeeld klimaatrobuustheid of veerkracht). Het past het beste bij de huidige manier van werken om deze as zo concreet mogelijk te maken. Vanwege het integrale karakter van ontwikkelpaden is dit vaak niet eenvoudig. Hierbij kan gedacht worden aan verschillende (beleids)sectoren: natuur, productie, beleidsdoelen, kwalitatief en kwantitatief (schaalniveaus), gemiddelde situaties en extremen. In KLIMAP is er om deze reden soms ook voor gekozen om de Y-as minder specifiek te maken en te spreken over meer of minder veerkracht/klimaatrobuustheid. Waarbij we methodisch aansluiten bij de IPCC methodiek zoals deze hierboven in de figuur is getoond.

Vervolgens wordt op de X-as de tijd in jaren uitgezet. Bij de werksessies binnen KLIMAP werd vaak 2050 aan het eind van de X-as gezet. Dit is natuurlijk een arbitrair getal, maar sluit aan op huidige beleidshorizonen. We kijken dan als het ware één generatie vooruit vanaf nu. Hoe verder het getal in de toekomst komt te staan hoe lastiger het ook wordt voor de deelnemers aan de workshops om zich hier een voorstelling van te kunnen maken. We wijken hier dus bewust af van de 2100 die door de IPCC als tijdshorizon wordt gebruikt.